Nieuwsbrief
T
F
Tue 20.03 - 20:30

Drie koloniale blikken op Congolese kunst


i.s.m. Film-Plateau

ticket: €6 (standaard) / €4 (reductie)

RESERVEER

Tervueren, Musée du Congo Belge
Hélène Schirren, België, 1939, zwart-wit, 33’
DCP

Elle sera appelée femme / Zij zal vrouw genaamd worden
Gérard De Boe, België, 1953, zwart-wit, 12’
Nederlandse versie, 35mm

Les Statues meurent aussi
Alain Resnais, Chris Marker, Frankrijk, 1953, zwart-wit, 30’
Frans gesproken, geen ondertiteling, 35mm

De drie films in dit programma werpen elk een andere blik op de kunstcollectie van het toenmalige Koninklijk Museum van Belgisch Kongo in Tervuren. Allemaal werden ze geproduceerd door blanke, westerse cineasten tijdens de laatste decennia die de Congolese onafhankelijkheid van 1960 voorafgaan. Toch verbeelden ze sterk uiteenlopende gezichtspunten op de Congolese kunst en op de Afrikaanse cultuur in het algemeen.

Tervueren, Musée du Congo Belge werd geproduceerd in opdracht van het Koloniaal Fonds voor Economische en Sociale Propaganda en is een triomfantelijke cinematografische excursie doorheen de collectie van wat in de film “le plus grand musée colonial du monde” wordt genoemd. De film moest het museum in beeld brengen als een wetenschappelijke instelling, waar alle rijkdommen uit de kolonie – sculpturen, maskers en muziekinstrumenten, maar ook grondstoffen, insecten en opgezette zoogdieren – uitgebreid bestudeerd, gearchiveerd en tentoongesteld werden. Ook de verwezenlijkingen van de Belgische aanwezigheid in Congo worden met ongegeneerde trots bejubeld. Toonbeeld van koloniale propaganda lijkt de film, zoals het museum zelf, in de eerste plaats een poging tot legitimatie van het Belgische koloniale project.

Net als Hélène Schirren, werkte ook Gérard De Boe lange tijd als cineast in dienst van de Belgische overheid voor de productie van koloniale propagandafilms. Elle sera appelée femme produceerde hij echter op eigen initiatief en de film is veeleer persoonlijk en poëtisch van aard. De montage van theatraal uitgelichte sculpturen brengt klassieke, westerse kunstdocumentaires uit dezelfde periode in herinnering als Henri Alekans L’Enfer de Rodin (1949). Uit de film spreekt zeker een oprechte appreciatie voor de esthetische waarde van de sculpturen. Niettemin schetst De Boe, die zich thematisch beperkt tot voorstellingen van de Congolese vrouw, een stigmatiserend beeld van een primitieve maatschappij waar het lot van vrouwen beperkt lijkt tot slavernij, de voortplanting en het moederschap. Zo blijft Elle sera appelée femme, niet in het minst ook door de voice-over waarin teksten uit de Bijbel worden gereciteerd, onmiskenbaar een tijdsdocument dat het auteurschap van een Belgisch koloniaal verraadt.

Deels gebaseerd op de sculpturencollectie van Tervuren, formuleert het essayistische Les Statues meurent aussi van de Franse cineasten Alain Resnais en Chris Marker een virulente kritiek op de dan gangbare visie op Afrikaanse kunst. Zo vangt de film aan met de vraag “Pourquoi l’art nègre se trouve-t-il au musée de l’Homme alors que l’art grec ou égyptien se trouve au Louvre?” Daarenboven stelt de film, gemaakt in opdracht van het antikoloniale tijdschrift Présence Africaine, de commercialisering van de Afrikaanse cultuur aan de kaak. In 1954 bekroond met de Prix Jean Vigo, werd Les Statues meurent aussi desondanks verboden in Frankrijk en zal ze er pas in 1968 voor het eerst in haar totaliteit worden vertoond.

De film wordt ingeleid door Birgit Cleppe (UGent).